Sensomotoriek en reflexen

We worden allemaal geboren met een scala aan reflexen of automatische beweegpatronen, zoals ze ook wel eens genoemd worden. Deze reflexen hebben allemaal een functie. Sommige ontstaan al als we nog veilig in de buik van onze moeder zitten en helpen met de geboorte. Andere ontstaan in de eerste paar maanden na de geboorte. Sommige reflexen verdwijnen en andere blijven altijd actief. Denk maar aan je pijnreflex: je trekt je hand meteen terug als je tegen iets heets komt. Dit is een blijvende reflex.

Het doel van een reflex is aan te zetten tot een beweging en dan controle te krijgen over die beweging. Om vervolgens die beweging bewust te kunnen uitvoeren. Doordat we ons bewust kunnen bewegen, kunnen we gaan leren; we kunnen nu iets vastpakken, iets voelen, iets ruiken of iets bekijken. Dit heet sensomotoriek.

Bewegen is leren

In dit vakgebied wordt vaak gezegd: “Bewegen is leren en leer te bewegen”.  Een baby bijvoorbeeld verkent zijn wereld die steeds een beetje groter wordt door zich voort te bewegen. Daardoor kan er steeds meer ontdekt en dus geleerd worden. De baby leert zijn eigen lichaam kennen en kan hierdoor ook zijn reflexen ontwikkelen. Als een kind tijdens zijn ontwikkeling te weinig zijn reflexen heeft kunnen ontwikkelen, kunnen er ‘hiaten’ ontstaan in de ontwikkeling. Op dat moment lijkt er dan nog geen probleem te zijn, maar kan er een paar jaar later wel een effect zijn op de vaardigheden.

Van reflex naar controle

Een voorbeeld is een kind dat niet of weinig gekropen heeft en van op de buik liggen gelijk naar staan en lopen is gegaan. Kruipen is een reflexmatige beweging, wat door veel te doen een bewuste beweging wordt. Als het kind snel staat en loopt, lijkt er misschien niet veel aan de hand en kan je zelfs denken “Wat knap van mijn kind, hij kon al zo snel staan en lopen”. Maar misschien heeft het in de ontwikkeling wel iets overgeslagen. Door te kruipen ontwikkel je immers verschillende spieren in schouders, handen, hoofd en nek.

Je leert de ruimte verkennen, je leert het verschil tussen dicht bij de grond en hoger boven de grond en je lijf beweegt links en rechts apart, dus je voelt dat er twee lichaamskanten zijn. Als je deze fase overgeslagen hebt, kan het zijn dat je later op school moeite krijgt met rekenen of dat je moeite hebt met het inschatten van afstanden of hoogten. Als je het verschil tussen hoog en laag, links en rechts of dichtbij en veraf niet met je lijf niet ervaren hebt, kan je het je moeilijk voorstellen, waardoor bijvoorbeeld rekenen moeite kan kosten.

Ook het stilzitten op je stoel, het leren schrijven of je hoofd rechtop houden kan moeilijk zijn, omdat je de spieren die daarvoor nodig zijn onvoldoende hebben kunnen oefenen in een eerder stadium van je ontwikkeling. Het belang van de ontwikkeling van de ogen en oren mag ook niet onderschat worden. Dat zijn de eerste zintuigen die een baby kan gebruiken en daarmee de wereld om zich heen ervaart. Vanaf de geboorte leren we onze ogen steeds beter te gebruiken door al die kleine spiertjes die aan de ogen vast zitten te trainen.

Daardoor kunnen we bijvoorbeeld beter onze aandacht op iets richten en ons focussen. We weten allemaal hoe fijn het is als we onze ogen ontspannen kunnen gebruiken bij lezen, als we veilig kunnen deelnemen aan het verkeer of een als we een mooie wandeling in de natuur kunnen maken. Door onze ogen te trainen kan dat allemaal. In de oren zit het evenwichtsorgaan dat zich ook ontwikkelt door te bewegen. Hoe fijn is het dat we daardoor ons evenwicht kunnen houden en niet steeds omvallen of misselijk zijn? Door training van het gehoor gaat dit goed.

Dus hoe vaker we als klein kind onze motoriek en zintuigen hebben leren gebruiken in diverse situaties en hoe beter we deze ontwikkeld hebben, hoe beter we cognitieve taken uit kunnen voeren.

De opbouw van onze hersenen

Om het wat beeldender uit te leggen kun je zeggen dat we 3 soorten breinen hebben.

De kleine hersenen met de hersenstam kun je het reptielenbrein noemen. Dit gedeelte wordt als eerste ontwikkeld. Hierin zitten de reflexen. De informatie die we krijgen vanuit de zintuigen wordt hierin opgeslagen. De kleine hersenen regelen ook de ademhaling, hartslag, honger- en dorstgevoel en regelen ons overlevingsmechanisme. Vandaar het ‘reptielenbrein’, het is primitief en doet weinig meer dan ervoor zorgen dat we overleven door te eten, bewegen en vechten of vluchten.

Als het ware liggen je midden hersenen, waarin zich onder andere de hippocampus en de hypofyse bevinden, daar bovenop. Dit gedeelte kun je het zoogdierenbrein noemen. Dit gedeelte van je brein wordt als tweede ontwikkeld. Hier zitten je emoties, je gevoel, je hormoonhuishouding en je kortetermijngeheugen. De midden hersenen zorgen ervoor dat je kunt zorgen voor anderen en jezelf. Ook zorgen ze ervoor dat je kunt plannen en organiseren en bij gevaar bedenken of je moet vechten of vluchten, met elkaar of alleen. Vandaar het ‘zoogdierenbrein’. Het is complexer dan het ‘reptielenbrein’. Hiermee kun je ingewikkeldere taken uitvoeren.

Als derde ontwikkel je je cerebrale cortex, je ‘grote mensen brein’, je ‘denk-brein’. Hiermee kunnen we denken, redeneren, (schoolse)vaardigheden aanleren, begrijpen en communiceren. Dit stukje van je brein is tot en met een jaar of 8 nog niet rijp genoeg om al volledig gebruikt te worden.

De eerste 2 delen van je hersenen zijn dus het fundament van je ’denk-hersenen’. Dus hoe steviger je fundament is, hoe beter we onze hersenen gebruiken en handelingen bewust uit kunnen voeren.